DIKBETAALDE LUIE STEMMACHINE

De laatste jaren werd het loon van de volksvertegenwoordigers niet alleen geblokkeerd maar ook met 5 procent verminderd . De loopbaan tot het pensioen wordt ook niet meer gesteld op twintig jaar maar wel degelijk op vijfenveertig jaar.

Vandaag bedraagt mijn brutoloon € 6.328,21 per maand. Hiervan dienen de sociale lasten en de bedrijfsvoorheffing te worden afgetrokken, zodat er netto een goede € 3.500 overblijft.

De PVDA stelde voor dat politici in dit land slechts maximum 3x het gemiddelde loon van een arbeider/bediende zouden mogen verdienen. Volgens de FOD Economie bedroeg dit gemiddeld loon in 2014 € 3.414 bruto, wat neerkomt op een nettobedrag van € 2.049.

In diezelfde redenering zou dit bijgevolg een drastische verhoging van de parlementaire vergoeding betekenen, het tegengestelde van wat de pers ervan maakt.

Bijkomend ontvangen parlementsleden een onkostenvergoeding die vergelijkbaar is met enkele extra-legale voordelen zoals bedrijfswagen, maaltijdcheques en tweede pensioenpijler (die een parlementslid niet heeft), en de kosten voor de verkiezingen en afdrachten aan de partij deels vergoedt.

Dergelijke ondoordachte en laaghartige aanvallen verzieken de stiel van de politicus en verlagen het niveau van de instromende politieke klasse.

Nochtans heb ik het werk van parlementslid steeds gezien als een mooie, uitdagende job, vooral ten dienste van de burgers. De parlementsleden zijn geen stemmachines maar kunnen wel degelijk wegen op het beleid en kunnen fundamentele wijzigingen aanbrengen. Hier moet ik wel toegeven dat de ruimte voor parlementaire initiatieven (wetsvoorstellen) in deze legislatuur lager ligt dan in de vorige. Dit heeft te maken met twee belangrijke elementen. Enerzijds is deze regering een hervormingsregering en komen er meer initiatieven van de regering zelf (wetsontwerpen). Anderzijds werd het parlement overspoelt door onderzoekscommissies (Aanslagen, Optima en Kazachgate) en bijzonder commissies (Panama Papers).

Het uitwerken van wetten via wetsvoorstellen of het stellen van doelgerichte vragen kunnen op het terrein wel degelijk het verschil maken. Uit de notificaties voor de opmaak van het budget (waardering door de inspectie Min Fin) kunnen wij de directe fiscale gevolgen berekenen van enkele wetten die de laatste maanden werden goedgekeurd en waarvan ik ofwel de hoofdindiener ofwel de mede hoofdindiener was.

Een korte opsomming :

  • Uitbreiding van het arsenaal van instellingen die kunnen genieten van fiscale giften, in het bijzonder de Hogescholen. Deze wet (10072016) heeft een fiscale minderontvangst tot gevolg van meer dan 6 miljoen in 2017 en meer dan 9,3 miljoen in 2018. Aangezien het fiscaal voordeel 30 % bedraagt, betekent dit dat de Hogescholen in 2017 en 2018 respectievelijk 20 miljoen en 31 miljoen aan extra middelen zullen krijgen, rechtstreeks van de burgers (raming).
  • Gelijke behandeling van het co-ouderschap ook na 18 jaar. Deze wet (03082016), die collega Carina Van Cauter samen met mij indiende, heeft een fiscale impact van 1,8 miljoen euro in 2017 en 2,8 miljoen euro in 2018. Dit bedrag gaat rechtstreeks naar de portemonnee van de zgn. co-ouders .
  • Belastingkrediet zelfstandigen met forfaitberekening. Deze wet (03082016) die ik samen met collega Gandois indiende, heeft een fiscale minderontvangst in 2017 van 16,2 miljoen euro en 25 miljoen euro in 2018. Dit bedrag gaat rechtstreeks naar de rekening van de minstverdienende zelfstandigen in ons land.
  • Uitbreiding van de verhoogde investeringsaftrek voor de aankoop van de witte kassa en E-commerce (parlementaire vraag 09032016). Hierdoor krijgen zelfstandigen en ondernemingen nu een verlaging van hun belastbare basis van 13,5 % voor al hun investeringen in e-commerce en witte kassa. Deze maatregel werd retroactief gesteld, dus ook voor de investeringen in 2015. Jaarlijks spreekt men over meer dan 250 miljoen aan nieuwe investeringen.

Deze korte bloemlezing leert ons dat – en dit geldt voor vele goede collega’s over de partijgrenzen heen – er wel degelijk hardwerkende politici zijn in het halfrond. Een overzicht van de werkzaamheden van eenieder kan U beoordelen op www.dekamer.be.

De discussie over het beroep “parlementslid” moet dan ook in de juiste context gevoerd worden. Ik ben bereid dit te voeren echter niet in populistische bewoordingen, wél met feiten. Dat een daling van het aantal parlementsleden en ministers mogelijk moet zijn, staat buiten kijf. Een goede indicatie zou zijn dat het aantal federale parlementsleden identiek is aan het aantal gemeenschap- en gewestparlementsleden. De logica hierachter is dat de beide niveaus in grootorde over dezelfde uitgavenstroom beslissen. Het is maar een kerstwens.

Handtekening-Luk

 

 

 

Open Vld Kamerlid