FPIM heeft geen toekomst op de beurs

Het voorstel van de liberale coryfeeën Luc Van Biesen en Dirk Van Mechelen om de staatsholding FPIM (Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij) naar de beurs te brengen en zo een paar miljard euro op te halen om de staatsschuld af te bouwen, is om verschillende redenen een slecht plan. De FPIM is geen gewone investeringsmaatschappij zoals AvH, GBL of Sofina, die een puur financiële logica volgen.

Bron: De Standaard

De FPIM heeft een andere finaliteit. De overheid kan haar eigen redenen hebben voor het aanhouden van de investeringsholding. Het doel daarbij is niet noodzakelijk winstmaximalisatie, andere criteria zoals tewerkstelling kunnen een rol spelen. De overheid kan via de FPIM ook investeren in projecten die ze maatschappelijk nuttig vindt, maar waarin de privé onvoldoende geïnteresseerd is.

Als de overheid inderdaad die behoefte voelt – en tijdens de economische crisis speelde de FPIM geregeld een strategische rol – dan is het verdedigbaar om de holding volledig als overheidsbezit aan te houden. Is de analyse echter dat de rol van de holding is uitgespeeld, dan is het beter haar te liquideren of te verkopen.

Het heeft geen zin in een situatie terecht te komen zoals die van de investeringsmaatschappij Gimv, waarbij de holding beursgenoteerd is én de Vlaamse overheid nog 27 procent van de aandelen heeft. De toegevoegde waarde van die aanwezigheid is zo goed als nul en misschien zelfs negatief.

Dat was anders in de jaren tachtig, toen de Gimv – nog volledig in handen van de overheid – een motor was in de aandrijving van de ‘Derde Industriële Revolutie’ van wijlen Gaston Geens. Later speelde de Gimv een nuttige rol bij de heropstanding van het technologie­bedrijf Barco. Maar toen de holding op de beurs noteerde, begon de aanwezigheid van de overheid steeds meer te wringen. Vandaag is iedereen het erover eens dat een volledig exit van de overheid op termijn een logische stap is. Alleen is het nog onduidelijk hoe.

Het voorstel van de liberale kopstukken gaat ook voorbij aan de realiteit dat er nog jaren voorbereidend werk nodig is om van de FPIM een normale investeringsholding te maken die naar de beurs gebracht kan worden. Onvermijdelijk zou zoals destijds bij de Gimv een aantal zaken die verband houden met pure overheids­opdrachten, afgesplitst moeten worden. Dat gebeurde in Vlaanderen via de oprichting van PMV.

Zelfs als de FPIM beursrijp gemaakt zou kunnen worden, is het maar de vraag wat het resultaat is. Opnieuw een holding waar analisten een décôte, een korting tegenover de intrinsieke waarde, op zullen berekenen? De kans is groot dat ze de FPIM dan zien als een indirecte belegging in aandelen BNP Paribas,

de grootste deelneming van de FPIM. Met die aandelen moet gebeuren wat de overheid zich als doel heeft gesteld: ze verkopen voor een goede prijs en met de opbrengst de staatsschuld reduceren.

In ‘De Grote Markt’ duikt de economieredactie dagelijks in een opmerkelijke beweging in de economische wereld.

Pascal Dendooven ■